Pamper op de rug? Marchinus Hofkamp, kinderarts n.p
Wat is een leven zonder pampers? Dat is het leven van voor de uitvinding ervan in 1956, of voor Nederland, het leven van voor de jaren tachtig. Alvorens je vuile katoenen luiers kon wassen moest je de poepluiers in een emmer (met deksel) weken, dan uitspoelen en pas dan kon je echt gaan wassen. Daarna nog drogen, vouwen en opbergen. En weer gebruiken. Een stuk of tien per dag. Dat hoeft nu allemaal niet meer. Pampers bleken ‘de’ oplossing, en een gat in de markt.
Innovatie in wegwerpluiers had verder als voordelen, dat de luier beter vocht kon opnemen, en dat de pasvorm verbeterde. Beter vocht opnemen betekent dat de billetjes en daarmee de baby ook zelf zo weinig mogelijk last van dat vocht hebben – en daar wordt dus ook volop reclame mee gemaakt. Pampers kwamen er in verschillende maten, zodat ook grotere peuters er voordeel van kunnen hebben, maar ook de erg vroeg of klein geboren baby’s. Alleen voordeel? Het voordeel van droge billen in je pamper is tegelijk ook een nadeel, want je kind heeft geen last van natte billen, wat maakt, dat zindelijkheid soms lang op zich laat wachten. Over de milieuproblematiek door celstof luiers zal ik het hier niet hebben, daar wordt al veel over geschreven.
Maar wat, als je geen pampers en zelfs geen luiers hebt?
Ik vind het nog steeds bijzonder om te zien, hoe de Afrikaanse baby meestentijds droog blijft. De baby zit bij moeder op de rug, met een grote dunne doek om zijn billen en rug, welke door moeder boven haar borsten vast wordt geknoopt – tussen de babybeentjes een dun katoenen lapje. Op gezette tijden wordt de doek even losgeknoopt en het kind van haar rug getild en het luierlapje weggenomen. Dan vouwt moeder de baby tussen haar beide handen, met de dijbeentjes tegen de buik: ‘psssssss’ plast het kind. Zodra hij uitgeplast is krijgt hij weer zijn lapje tussen de beentjes geknoopt en legt moeder hem met een kleine zwaai weer op haar rug terwijl ze voorover gebogen staat – de baby blijft daar doodstil liggen, uit zichzelf, tót de hangdoek weer vast zit. Zelfs heel jonge baby’s blijven op die manier veelal droog, en de rug van hun moeders dus ook !
Nu ik het toch over het kind op de rug heb, zijn daarin andere aspecten die ook wel aardig zijn om te vertellen. De eerste maand wordt de baby nog niet op de rug gedragen, maar ligt hij nog in een draagdoek. Daarna wordt het de rug van zijn moeder, vaak afgewisseld met de rug van oma of van een ouder zusje – en ook wel broertje. Maar meestentijds gaat het kind waar zijn moeder gaat. Hij wiegt met elke beweging mee, en de ontwikkeling van z’n hoofdbalans verloopt dan ook vlotter dan bij onze baby’s. Zo kan een baby van een half jaar al vaak, op de grond neergezet, los blijven zitten. Urenlang met je moeder mee wiegen betekent ook een intensief contact met elkaar. Niet alleen dat je steeds je moeder voelt, haar warmte, elke beweging, maar je hoort haar ook in alles. Je hoort hoe ze de hak in de grond slaat om de aarde los te woelen, hoe ze hout hakt, en je hoort haar de gierst stampen en hoe ze in de pan roert. Je hoort haar ademhaling en hoort en voelt elke emotie. En haar stem is er elk moment, ook voor jou. Zelfs je allereerste kreetje bij de geboorte werd meteen door moeder beantwoord met “Èhh”, en na elk volgend kreetje volgde weer “èhh”. Moeder en kind vormen zo ook na die negen maanden in de buik nog een hele poos een bijna lijfelijke twee-eenheid.
Natuurlijk huilen baby’s in Afrika ook, maar ‘huilbaby’s’ ken ik er niet.
Is dit dan een pleidooi om ook in Nederland maar het kind op de rug te gaan dragen?
Nee, niet direct. Want daar zitten zoveel aspecten aan, waarvan er een aantal ongetwijfeld hier slechter zouden uitpakken dan daar, en omgekeerd, dat er nog geen zinnige uitspraak over valt te doen. Het moet ook in de cultuur passen, en dat is hier (nog lang) niet het geval. Dan zou je hier in de winkel geholpen worden door een verkoopster met kind op de rug, of in het restaurant. En je hulp in de huishouding zou wellicht haar kind op de rug meebrengen. En bij je bevalling zou je geholpen kunnen worden door een vroedvrouw met kind op de rug.
Een ander aspect van ‘steeds een kind op de rug’ is, dat moederborsten bijna continu geplet worden door de druk van de draagdoek voor het kind – een soort ‘anti-BH’. Het effect daarvan is dan ook, dat Afrikaanse vrouwenborsten het verdere leven door plat hangen, en dat is een aspect dat ik voorlopig nog niet in onze cultuur zie doordringen. Maar wellicht is het nog iets voor de geëmancipeerde Nederlandse man? Voor hem geldt dit bezwaar niet, want aan volheid van borst heeft hij nu eenmaal niet veel te verliezen.
Anderzijds zijn er bij ons allerlei manieren om een baby tegen je lijf aan te dragen in opkomst, en met zo’n aangepaste constructie hoef je van wat vervorming van je lijf geen last te hebben.
Wat is een leven zonder pampers? Dat is het leven van voor de uitvinding ervan in 1956, of voor Nederland, het leven van voor de jaren tachtig. Alvorens je vuile katoenen luiers kon wassen moest je de poepluiers in een emmer (met deksel) weken, dan uitspoelen en pas dan kon je echt gaan wassen. Daarna nog drogen, vouwen en opbergen. En weer gebruiken. Een stuk of tien per dag. Dat hoeft nu allemaal niet meer. Pampers bleken ‘de’ oplossing, en een gat in de markt.
Innovatie in wegwerpluiers had verder als voordelen, dat de luier beter vocht kon opnemen, en dat de pasvorm verbeterde. Beter vocht opnemen betekent dat de billetjes en daarmee de baby ook zelf zo weinig mogelijk last van dat vocht hebben – en daar wordt dus ook volop reclame mee gemaakt. Pampers kwamen er in verschillende maten, zodat ook grotere peuters er voordeel van kunnen hebben, maar ook de erg vroeg of klein geboren baby’s. Alleen voordeel? Het voordeel van droge billen in je pamper is tegelijk ook een nadeel, want je kind heeft geen last van natte billen, wat maakt, dat zindelijkheid soms lang op zich laat wachten. Over de milieuproblematiek door celstof luiers zal ik het hier niet hebben, daar wordt al veel over geschreven.
Maar wat, als je geen pampers en zelfs geen luiers hebt?
Ik vind het nog steeds bijzonder om te zien, hoe de Afrikaanse baby meestentijds droog blijft. De baby zit bij moeder op de rug, met een grote dunne doek om zijn billen en rug, welke door moeder boven haar borsten vast wordt geknoopt – tussen de babybeentjes een dun katoenen lapje. Op gezette tijden wordt de doek even losgeknoopt en het kind van haar rug getild en het luierlapje weggenomen. Dan vouwt moeder de baby tussen haar beide handen, met de dijbeentjes tegen de buik: ‘psssssss’ plast het kind. Zodra hij uitgeplast is krijgt hij weer zijn lapje tussen de beentjes geknoopt en legt moeder hem met een kleine zwaai weer op haar rug terwijl ze voorover gebogen staat – de baby blijft daar doodstil liggen, uit zichzelf, tót de hangdoek weer vast zit. Zelfs heel jonge baby’s blijven op die manier veelal droog, en de rug van hun moeders dus ook !
Nu ik het toch over het kind op de rug heb, zijn daarin andere aspecten die ook wel aardig zijn om te vertellen. De eerste maand wordt de baby nog niet op de rug gedragen, maar ligt hij nog in een draagdoek. Daarna wordt het de rug van zijn moeder, vaak afgewisseld met de rug van oma of van een ouder zusje – en ook wel broertje. Maar meestentijds gaat het kind waar zijn moeder gaat. Hij wiegt met elke beweging mee, en de ontwikkeling van z’n hoofdbalans verloopt dan ook vlotter dan bij onze baby’s. Zo kan een baby van een half jaar al vaak, op de grond neergezet, los blijven zitten. Urenlang met je moeder mee wiegen betekent ook een intensief contact met elkaar. Niet alleen dat je steeds je moeder voelt, haar warmte, elke beweging, maar je hoort haar ook in alles. Je hoort hoe ze de hak in de grond slaat om de aarde los te woelen, hoe ze hout hakt, en je hoort haar de gierst stampen en hoe ze in de pan roert. Je hoort haar ademhaling en hoort en voelt elke emotie. En haar stem is er elk moment, ook voor jou. Zelfs je allereerste kreetje bij de geboorte werd meteen door moeder beantwoord met “Èhh”, en na elk volgend kreetje volgde weer “èhh”. Moeder en kind vormen zo ook na die negen maanden in de buik nog een hele poos een bijna lijfelijke twee-eenheid.
Natuurlijk huilen baby’s in Afrika ook, maar ‘huilbaby’s’ ken ik er niet.
Is dit dan een pleidooi om ook in Nederland maar het kind op de rug te gaan dragen?
Nee, niet direct. Want daar zitten zoveel aspecten aan, waarvan er een aantal ongetwijfeld hier slechter zouden uitpakken dan daar, en omgekeerd, dat er nog geen zinnige uitspraak over valt te doen. Het moet ook in de cultuur passen, en dat is hier (nog lang) niet het geval. Dan zou je hier in de winkel geholpen worden door een verkoopster met kind op de rug, of in het restaurant. En je hulp in de huishouding zou wellicht haar kind op de rug meebrengen. En bij je bevalling zou je geholpen kunnen worden door een vroedvrouw met kind op de rug.
Een ander aspect van ‘steeds een kind op de rug’ is, dat moederborsten bijna continu geplet worden door de druk van de draagdoek voor het kind – een soort ‘anti-BH’. Het effect daarvan is dan ook, dat Afrikaanse vrouwenborsten het verdere leven door plat hangen, en dat is een aspect dat ik voorlopig nog niet in onze cultuur zie doordringen. Maar wellicht is het nog iets voor de geëmancipeerde Nederlandse man? Voor hem geldt dit bezwaar niet, want aan volheid van borst heeft hij nu eenmaal niet veel te verliezen.
Anderzijds zijn er bij ons allerlei manieren om een baby tegen je lijf aan te dragen in opkomst, en met zo’n aangepaste constructie hoef je van wat vervorming van je lijf geen last te hebben.